Japanese ⇄ Dutch English French German Hungarian Russian Slovene Spanish Swedish

２月 spec1 | spec1
gen.	februari n-t n-adv; februarimaand f; snoeimaand f; sprokkelmaand f; zuiveringsmaand f; gew. kortemaand; afk. febr.
月 ichi1 | ichi1 tsuki
gen.	maan f; uitdr. de koningin van de nacht; meton. Luna; meton. Selene; maanlicht n; maand f
５月 spec1 | spec1
gen.	mei n-adv; meimaand f; maand mei; bloeimaand f; Mariamaand f
９月 spec1 | spec1
gen.	september n-adv; septembermaand f; afk. sept; herfstmaand f
３月 spec1 | spec1
gen.	maart n-adv; maartmaand f; afk. mrt; lentemaand f; gew. guldenmaand
１１月 spec1 | spec1
gen.	november n-adv; afk. nov; slachtmaand f; nevelmaand f
月々 news1 nf21 | news1 nf21
gen.	maandelijks n-adv n-t adj-no; iedere maand; alle maanden; elke maand; maand- f
９月 spec1 | spec1
obs.	gerstmaand f
月 tsuki
gen.	de maand ~ n-suf voorafgegaan door een telwoord
７月 spec1 | spec1
gen.	juli n-adv; afk. jul; hooimaand f
１２月 spec1 | spec1
gen.	december n-adv; wintermaand f; kerstmaand f; afk. dec
８月 spec1 | spec1
gen.	augustus n-adv; afk. aug.; augustusmaand f; oogstmaand f
月 tsuki
abbr.	periode van ongeveer dertig dagen; maandag m; afk. ma (verkorting van getsuyō 月曜)
４月 spec1 | spec1
gen.	april n-adv; grasmaand f; afk. apr
１０月 spec1 | spec1
gen.	oktober n-adv; wijnmaand f; afk. okt
６月 spec1 | spec1
gen.	juni n-adv; junimaand f; zomermaand f
１月 spec1 | spec1
gen.	januari n-adv; de eerste maand van het jaar