| |||
duvelen; duivelen; kwellen; martelen; iem. op de pijnbank leggen (кого-л.); pijnen; pijnigen; plagen; sarren; tempteren; tergen; tiranniseren; tormenteren; treiteren; turken; wroegen; molesteren (Сова) | |||
iemand den duivel aandoen (=treiteren Сова) | |||
folteren; nijpen | |||
tenteren | |||
pesten | |||
| |||
zich afpijnigen; martelen; urmen |
мучить: 4 phrases in 2 subjects |
Figurative | 1 |
General | 3 |