| gen. |
natuurk. doorlaten vz vi; geleiden; 電流を onder stroom zetten; duidelijk maken; bekendmaken n; kenbaar maken; informeren; inlichten; doorgeven f; op de hoogte brengen; kennis geven van; communiceren; overbrengen; 敵に verraden; 一年を zich uitstrekken over; beslaan; bestrijken; omvatten; innemen; in beslag nemen; belopen n; 情けを vreemdgaan; overspel plegen; inzenden; insturen; indienen; bezorgen; 名前 名刺を geven; ラジオを als medium gebruiken; lopen m; passeren; heen en weer gaan; voeren naar; leiden naar; uitgeven op; uitkomen op; toegang geven; verlenen tot; in verbinding staan met; verbinden n; aansluiten op; 電話が verbinding; contact krijgen met; bereiken; overkomen; begrepen worden; verstaan worden; duidelijk zijn; 言語が gesproken worden; bedreven zijn in; ervaren zijn in; geverseerd zijn in; vertrouwd zijn met; goed op de hoogte zijn van; goed ingelicht zijn over; thuis zijn in; z'n weetje weten van; bekend zijn met; goed kennen; veel afweten van; beheersen m; intieme omgang hebben; een affaire hebben met; in het geheim een liefdesverhouding hebben met; Barg. eisjedies gaan; 敵に in verbinding staan met de vijand; onder een hoedje spelen; samenzweren; collaboreren; samenspannen; handjeklap doen; spelen; handjeklappen; gemene zaak maken; heulen met |
