DictionaryForumContacts

   Russian Dutch
Google | Forvo | +
говори
 говорить
gen. bepraten; bespreken; het woord voeren
fig. kieskauwen
 говориться
gen. bepalen; vastleggen
 говорят
gen. de roep gaat; men zegt; ze men zegt
| по-человечески
 по-человечески
gen. menselijkerwijze

verb | verb | to phrases
говорить vstresses
gen. bepraten (о чём-л.); bespreken (о чём-л.); het woord voeren; opzeggen; redeneren; spreken; zeggen; woord voeren (Сова); de woorden in de mond nemen
fig. kieskauwen
ling. praten (jazzmak)
говорят v
gen. de roep gaat; men zegt; ze men zegt
говориться v
gen. bepalen (Wif); vastleggen (Wif)
говорят... v
gen. ze zeggen...; er is sprake van dat... (ЛА)
говорит v
journ. aldus (DUPLESSIS)
говори: 140 phrases in 12 subjects
Dialectal2
Figurative5
Figure of speech3
General113
Idiomatic3
Informal4
Microsoft2
Obsolete / dated1
Proverb4
Rude1
Saying1
Southern Dutch1