| |||
vloeken; schelden | |||
keffen | |||
foeteren | |||
| |||
afgeven op iets, iem. (что-л., кого-л.); beschimpen; iem. met scheldwoorden bejegenen; schelden; schimpen; smaden; tegen iem. uitpakken (кого-л.); uitmaken; vloeken; uitschelden (ЛА); uit schelden (ЛА) |
ругаться: 7 phrases in 3 subjects |
Contemptuous | 1 |
General | 5 |
Vernacular language | 1 |