Terms containing снова

Subject	Russian	Dutch
fig.	заговорить снова	terugkomen (op-o)
gen.	он снова заболел	het is weer mis met hem
gen.	Он снова и снова возвращался к этому в своих мыслях.	In zijn gedachten ging hij voor de zoveelste keer weer na. (alenushpl)
gen.	повторять, сделать снова	overdoen (Sirina007)
gen.	с ним снова плохо	het is weer mis met hem
gen.	снова взять слово	hernemen
gen.	снова заболевать	instorten
gen.	снова и снова	steeds maar weer (YaP)
gen.	снова и снова	over en weer (Сова)
gen.	снова и снова	keer op keer (Janneke Groeneveld)
gen.	снова и снова	voor en na
gen.	снова набираться сил	op zijn verhaal komen
gen.	снова пережить	herbeleven (ЛА)
inf.	снова появляться	herverschijnen (mrs5fng)
gen.	Спасибо! Будем рады видеть Вас снова!	Bedank voor Uw bezoek en graag tot ziens! (Alexander Oshis)
gen.	Спасибо! Ждем Вас снова!	Bedank voor Uw bezoek en graag tot ziens! (Alexander Oshis)
gen.	у него снова не всё в порядке	het is weer mis met hem