DictionaryForumContacts

Morphology analysis
rukken (16) | Verb
1 rukken
2 rukkend
3 gerukt
4 ruk
5 rukt
6 rukt
7 rukken
8 rukken
9 rukken
10 gerukt
11 gerukt
12 gerukt
13 gerukt
14 gerukt
15 gerukt
16 rukte
17 rukte
18 rukte
19 rukten
20 rukten
21 rukten
22 gerukt
23 gerukt
24 gerukt
25 gerukt
26 gerukt
27 gerukt
28 rukken
29 rukken
30 rukken
31 rukken
32 rukken
33 rukken
34 gerukt
35 gerukt
36 gerukt
37 gerukt
38 gerukt
39 gerukt
40 rukken
41 rukken
42 rukken
43 rukken
44 rukken
45 rukken
46 gerukt
47 gerukt
48 gerukt
49 gerukt
50 gerukt
51 gerukt
52 ruk
ruk (4) | Verb
ruk
rukken
rukken (29) | Verb
1 aanrukken
2 aanrukkend
3 aangerukt
4 ruk
5 rukt
6 rukt
7 rukken
8 rukken
9 rukken
10 aangerukt
11 aangerukt
12 aangerukt
13 aangerukt
14 aangerukt
15 aangerukt
16 rukte
17 rukte
18 rukte
19 rukten
20 rukten
21 rukten
22 aangerukt
23 aangerukt
24 aangerukt
25 aangerukt
26 aangerukt
27 aangerukt
28 aanrukken
29 aanrukken
30 aanrukken
31 aanrukken
32 aanrukken
33 aanrukken
34 aangerukt
35 aangerukt
36 aangerukt
37 aangerukt
38 aangerukt
39 aangerukt
40 aanrukken
41 aanrukken
42 aanrukken
43 aanrukken
44 aanrukken
45 aanrukken
46 aangerukt
47 aangerukt
48 aangerukt
49 aangerukt
50 aangerukt
51 aangerukt
52 ruk
ruk (4) | Noun, masculine
ruk singular singular
rukken plural plural