DictionaryForumContacts

Morphology analysis
maathouden (925) | Verb
1 maathouden
2 maathoudend
3 maatgehouden
4 maat
5 maat
6 maat
7 maat
8 maat
9 maat
10 maat
11 maatgehouden
12 maatgehouden
13 maatgehouden
14 maatgehouden
15 maatgehouden
16 maatgehouden
17 maat
18 maat
19 maat
20 maat
21 maat
22 maat
23 maatgehouden
24 maatgehouden
25 maatgehouden
26 maatgehouden
27 maatgehouden
28 maatgehouden
29 maathouden
30 maathouden
31 maathouden
32 maathouden
33 maathouden
34 maathouden
35 maatgehouden
36 maatgehouden
37 maatgehouden
38 maatgehouden
39 maatgehouden
40 maatgehouden
41 maathouden
42 maathouden
43 maathouden
44 maathouden
45 maathouden
46 maathouden
47 maatgehouden
48 maatgehouden
49 maatgehouden
50 maatgehouden
51 maatgehouden
52 maatgehouden
53 maat
54 maat
maat (66) | Noun, feminine
maat singular singular
maats plural plural
maatdraaien (3) | Verb
1 maatdraaien
2 maatdraaiend
3 maatgedraaid
4 maat
5 maat
6 maat
7 maat
8 maat
9 maat
10 maatgedraaid
11 maatgedraaid
12 maatgedraaid
13 maatgedraaid
14 maatgedraaid
15 maatgedraaid
16 maat
17 maat
18 maat
19 maat
20 maat
21 maat
22 maatgedraaid
23 maatgedraaid
24 maatgedraaid
25 maatgedraaid
26 maatgedraaid
27 maatgedraaid
28 maatdraaien
29 maatdraaien
30 maatdraaien
31 maatdraaien
32 maatdraaien
33 maatdraaien
34 maatgedraaid
35 maatgedraaid
36 maatgedraaid
37 maatgedraaid
38 maatgedraaid
39 maatgedraaid
40 maatdraaien
41 maatdraaien
42 maatdraaien
43 maatdraaien
44 maatdraaien
45 maatdraaien
46 maatgedraaid
47 maatgedraaid
48 maatgedraaid
49 maatgedraaid
50 maatgedraaid
51 maatgedraaid
52 maat