DictionaryForumContacts

Morphology analysis
uitval (496) | Noun, masculine
uitval singular singular
uitvallen plural plural
uitvalken (10) | Verb
1 uitvalken
2 uitvalkend
3 geuitvalken
4 uitval
5 uitvalt
6 uitvalt
7 uitvalken
8 uitvalken
9 uitvalken
10 geuitvalken
11 geuitvalken
12 geuitvalken
13 geuitvalken
14 geuitvalken
15 geuitvalken
16 uitvalte
17 uitvalte
18 uitvalte
19 uitvalten
20 uitvalten
21 uitvalten
22 geuitvalken
23 geuitvalken
24 geuitvalken
25 geuitvalken
26 geuitvalken
27 geuitvalken
28 uitvalken
29 uitvalken
30 uitvalken
31 uitvalken
32 uitvalken
33 uitvalken
34 geuitvalken
35 geuitvalken
36 geuitvalken
37 geuitvalken
38 geuitvalken
39 geuitvalken
40 uitvalken
41 uitvalken
42 uitvalken
43 uitvalken
44 uitvalken
45 uitvalken
46 geuitvalken
47 geuitvalken
48 geuitvalken
49 geuitvalken
50 geuitvalken
51 geuitvalken
52 uitval