DictionaryForumContacts

Morphology analysis
levensduur (1731) | Noun, masculine
levensduur singular singular
levensduurpen (1) | Verb
1 levensduurpen
2 levensduurpend
3 levensduurt
4 levensduur
5 levensduurt
6 levensduurt
7 levensduurpen
8 levensduurpen
9 levensduurpen
10 levensduurt
11 levensduurt
12 levensduurt
13 levensduurt
14 levensduurt
15 levensduurt
16 levensduurte
17 levensduurte
18 levensduurte
19 levensduurten
20 levensduurten
21 levensduurten
22 levensduurt
23 levensduurt
24 levensduurt
25 levensduurt
26 levensduurt
27 levensduurt
28 levensduurpen
29 levensduurpen
30 levensduurpen
31 levensduurpen
32 levensduurpen
33 levensduurpen
34 levensduurt
35 levensduurt
36 levensduurt
37 levensduurt
38 levensduurt
39 levensduurt
40 levensduurpen
41 levensduurpen
42 levensduurpen
43 levensduurpen
44 levensduurpen
45 levensduurpen
46 levensduurt
47 levensduurt
48 levensduurt
49 levensduurt
50 levensduurt
51 levensduurt
52 levensduur