DictionaryForumContacts

Morphology analysis
streekbinden (70) | Verb
1 streekbinden
2 streekbindend
3 streekgebonden
4 streek
5 streek
6 streek
7 streek
8 streek
9 streek
10 streekgebonden
11 streekgebonden
12 streekgebonden
13 streekgebonden
14 streekgebonden
15 streekgebonden
16 streek
17 streek
18 streek
19 streek
20 streek
21 streek
22 streekgebonden
23 streekgebonden
24 streekgebonden
25 streekgebonden
26 streekgebonden
27 streekgebonden
28 streekbinden
29 streekbinden
30 streekbinden
31 streekbinden
32 streekbinden
33 streekbinden
34 streekgebonden
35 streekgebonden
36 streekgebonden
37 streekgebonden
38 streekgebonden
39 streekgebonden
40 streekbinden
41 streekbinden
42 streekbinden
43 streekbinden
44 streekbinden
45 streekbinden
46 streekgebonden
47 streekgebonden
48 streekgebonden
49 streekgebonden
50 streekgebonden
51 streekgebonden
52 streek
streek (89) | Noun, feminine
streek singular singular
streken plural plural
strijken (456) | Verb
1 strijken
2 strijkend
3 gestreken
4 strijk
5 strijkt
6 strijkt
7 strijken
8 strijken
9 strijken
10 gestreken
11 gestreken
12 gestreken
13 gestreken
14 gestreken
15 gestreken
16 streek
17 streek
18 streek
19 streken
20 streken
21 streken
22 gestreken
23 gestreken
24 gestreken
25 gestreken
26 gestreken
27 gestreken
28 strijken
29 strijken
30 strijken
31 strijken
32 strijken
33 strijken
34 gestreken
35 gestreken
36 gestreken
37 gestreken
38 gestreken
39 gestreken
40 strijken
41 strijken
42 strijken
43 strijken
44 strijken
45 strijken
46 gestreken
47 gestreken
48 gestreken
49 gestreken
50 gestreken
51 gestreken
52 strijk