| |||
aan het roer staan; administreren; beheren; besturen; dirigeren; gezag hebben over; gezag voeren over; leiden; regeren; runnen (ЛА); aankunnen (nadlys); drijven (ms.lana); sturen (carmen-passenger); leiding geven aan (Сова); uitbaten (Zij baten dagelijks een winkeltje uit. Lichtgestalt) | |||
bestieren (IJK) | |||
| |||
administrateur; beheerder; bestuurder; bewindvoerder; commissaris; gerant; zetbaas; uitbater (het synoniem is exploitant, vrouw - uitbaatster Radus) | |||
| |||
stieren; sturen; zich behelpen met (Сова) |
управлять: 40 phrases in 6 subjects |
Education | 1 |
Finances | 10 |
General | 15 |
Informal | 1 |
Law | 3 |
Microsoft | 10 |