| |||
koppelen | |||
dekken | |||
| |||
wedervaren; gebeuren; geschieden; komen; omgaan; overkomen; passeren; plaats hebben; plaatsgrijpen; plaatsvinden; toegaan; voorkomen; voorvallen; weervaren; zich toedragen | |||
gevallen (het geviel dat...; zich laten gevallen (= zich laten wegvallen) Сова) |
случать: 5 phrases in 3 subjects |
Figure of speech | 1 |
General | 2 |
Mathematics | 2 |