DictionaryForumContacts

   English Dutch
Google | Forvo | +
neighbouring
 neighbouring
gen. naburig; aangrenzend; aanliggend; aanpalend; belendend
| owner
 owner
commun. IT eigenaar van een netwerkverbinding
construct. principaal
fin. transp. reder
law eigenaar; houder

to phrases
neighbouring ['neɪb(ə)rɪŋ] adj.
gen. naburig; aangrenzend; aanliggend; aanpalend; belendend
neighbouring: 31 phrases in 11 subjects
Coal2
Construction1
Environment1
Finances2
General7
Geography7
Immigration and citizenship1
Law3
Marketing1
Patents3
Transport3