Terms containing слава

Subject	Russian	Dutch
gen.	верх славы	glanspunt
relig.	Взятие Пресвятой Девы Марии в небесную славу	tenhemelopneming (Сова)
gen.	гнаться за почестями и славой	jagen naar eer en roem
gen.	дурная слава	beruchtheid
gen.	жажда славы	roemzucht
gen.	жаждущий славы	roemgferig
fig.of.sp.	жить старой славой	op zijn oude roem teren (Сова)
gen.	заслужить славу	ergens eer mee inleggen
gen.	источать славу	glorieren (Veronika78)
gen.	о нём идёт дурная слава	hij is berucht
gen.	покрыть себя славой	zich met roem bedekken
gen.	покрыть себя славой	zich met roekoeen overladen
gen.	пользоваться дурной славой	slecht aangeschreven staan bij iemand (Сова)
gen.	пользоваться дурной славой	slecht aangeschreven staan
gen.	пользоваться дурной славой	in een kwaad gerucht staan
gen.	пользующийся дурной славой	berucht
gen.	слава богу!	goddank
gen.	Слава Богу	godzijdank (IMA)
gen.	слава богу!	godlof
gen.	со славой	met vlag en wimpel