DictionaryForumContacts

Morphology analysis
wellen (42) | Verb
1 wellen
2 wellend
3 welald
4 welal
5 welalt
6 welalt
7 wellen
8 wellen
9 wellen
10 welald
11 welald
12 welald
13 welald
14 welald
15 welald
16 welalde
17 welalde
18 welalde
19 welalden
20 welalden
21 welalden
22 welald
23 welald
24 welald
25 welald
26 welald
27 welald
28 wellen
29 wellen
30 wellen
31 wellen
32 wellen
33 wellen
34 welald
35 welald
36 welald
37 welald
38 welald
39 welald
40 wellen
41 wellen
42 wellen
43 wellen
44 wellen
45 wellen
46 welald
47 welald
48 welald
49 welald
50 welald
51 welald
52 welal
wel (47) | Noun, feminine
wel singular singular
wellen plural plural
wellen (320) | Verb
1 aanwellen
2 aanwellend
3 aangeweld
4 wel
5 welt
6 welt
7 wellen
8 wellen
9 wellen
10 aangeweld
11 aangeweld
12 aangeweld
13 aangeweld
14 aangeweld
15 aangeweld
16 welde
17 welde
18 welde
19 welden
20 welden
21 welden
22 aangeweld
23 aangeweld
24 aangeweld
25 aangeweld
26 aangeweld
27 aangeweld
28 aanwellen
29 aanwellen
30 aanwellen
31 aanwellen
32 aanwellen
33 aanwellen
34 aangeweld
35 aangeweld
36 aangeweld
37 aangeweld
38 aangeweld
39 aangeweld
40 aanwellen
41 aanwellen
42 aanwellen
43 aanwellen
44 aanwellen
45 aanwellen
46 aangeweld
47 aangeweld
48 aangeweld
49 aangeweld
50 aangeweld
51 aangeweld
52 wel