DictionaryForumContacts

Morphology analysis
uitschakelen (110) | Noun, neuter
uitschakelen singular singular
uitschakelen (25) | Verb
1 uitschakelen
2 uitschakelend
3 geuitschakeld
4 uitschakel
5 uitschakelt
6 uitschakelt
7 uitschakelen
8 uitschakelen
9 uitschakelen
10 geuitschakeld
11 geuitschakeld
12 geuitschakeld
13 geuitschakeld
14 geuitschakeld
15 geuitschakeld
16 uitschakelde
17 uitschakelde
18 uitschakelde
19 uitschakelden
20 uitschakelden
21 uitschakelden
22 geuitschakeld
23 geuitschakeld
24 geuitschakeld
25 geuitschakeld
26 geuitschakeld
27 geuitschakeld
28 uitschakelen
29 uitschakelen
30 uitschakelen
31 uitschakelen
32 uitschakelen
33 uitschakelen
34 geuitschakeld
35 geuitschakeld
36 geuitschakeld
37 geuitschakeld
38 geuitschakeld
39 geuitschakeld
40 uitschakelen
41 uitschakelen
42 uitschakelen
43 uitschakelen
44 uitschakelen
45 uitschakelen
46 geuitschakeld
47 geuitschakeld
48 geuitschakeld
49 geuitschakeld
50 geuitschakeld
51 geuitschakeld
52 uitschakel
uitschakelen (811) | Verb
1 uitschakelen
2 uitschakelend
3 uitgeschakeld
4 uit
5 uit
6 uit
7 uit
8 uit
9 uit
10 uitgeschakeld
11 uitgeschakeld
12 uitgeschakeld
13 uitgeschakeld
14 uitgeschakeld
15 uitgeschakeld
16 uit
17 uit
18 uit
19 uit
20 uit
21 uit
22 uitgeschakeld
23 uitgeschakeld
24 uitgeschakeld
25 uitgeschakeld
26 uitgeschakeld
27 uitgeschakeld
28 uitschakelen
29 uitschakelen
30 uitschakelen
31 uitschakelen
32 uitschakelen
33 uitschakelen
34 uitgeschakeld
35 uitgeschakeld
36 uitgeschakeld
37 uitgeschakeld
38 uitgeschakeld
39 uitgeschakeld
40 uitschakelen
41 uitschakelen
42 uitschakelen
43 uitschakelen
44 uitschakelen
45 uitschakelen
46 uitgeschakeld
47 uitgeschakeld
48 uitgeschakeld
49 uitgeschakeld
50 uitgeschakeld
51 uitgeschakeld
52 uit