DictionaryForumContacts

Morphology analysis
testeren (3245) | Verb
1 testeren
2 testerend
3 tegesterd
4 te
5 te
6 te
7 te
8 te
9 te
10 tegesterd
11 tegesterd
12 tegesterd
13 tegesterd
14 tegesterd
15 tegesterd
16 te
17 te
18 te
19 te
20 te
21 te
22 tegesterd
23 tegesterd
24 tegesterd
25 tegesterd
26 tegesterd
27 tegesterd
28 testeren
29 testeren
30 testeren
31 testeren
32 testeren
33 testeren
34 tegesterd
35 tegesterd
36 tegesterd
37 tegesterd
38 tegesterd
39 tegesterd
40 testeren
41 testeren
42 testeren
43 testeren
44 testeren
45 testeren
46 tegesterd
47 tegesterd
48 tegesterd
49 tegesterd
50 tegesterd
51 tegesterd
52 te
te (9490) | Adjective
te
tee
teer
teers
teere
test
teste
teen
telaten (12) | Verb
1 telaten
2 telatend
3 tegelaten
4 te
5 te
6 te
7 te
8 te
9 te
10 tegelaten
11 tegelaten
12 tegelaten
13 tegelaten
14 tegelaten
15 tegelaten
16 te
17 te
18 te
19 te
20 te
21 te
22 tegelaten
23 tegelaten
24 tegelaten
25 tegelaten
26 tegelaten
27 tegelaten
28 telaten
29 telaten
30 telaten
31 telaten
32 telaten
33 telaten
34 tegelaten
35 tegelaten
36 tegelaten
37 tegelaten
38 tegelaten
39 tegelaten
40 telaten
41 telaten
42 telaten
43 telaten
44 telaten
45 telaten
46 tegelaten
47 tegelaten
48 tegelaten
49 tegelaten
50 tegelaten
51 tegelaten
52 te
te | Noun, feminine
te singular singular
tes plural plural
-
TE (6) | Abbreviation
TE
t (25324) | Adjective
t
te
ter
ters
tere
tst
tste
ten
ken (35) | Verb
1 aanken
2 aankend
3 aangeken
4 #
5 t
6 t
7 ken
8 ken
9 ken
10 aangeken
11 aangeken
12 aangeken
13 aangeken
14 aangeken
15 aangeken
16 te
17 te
18 te
19 ten
20 ten
21 ten
22 aangeken
23 aangeken
24 aangeken
25 aangeken
26 aangeken
27 aangeken
28 aanken
29 aanken
30 aanken
31 aanken
32 aanken
33 aanken
34 aangeken
35 aangeken
36 aangeken
37 aangeken
38 aangeken
39 aangeken
40 aanken
41 aanken
42 aanken
43 aanken
44 aanken
45 aanken
46 aangeken
47 aangeken
48 aangeken
49 aangeken
50 aangeken
51 aangeken
52 #
sen (8) | Verb
1 aansen
2 aansend
3 aanget
4 #
5 t
6 t
7 sen
8 sen
9 sen
10 aanget
11 aanget
12 aanget
13 aanget
14 aanget
15 aanget
16 te
17 te
18 te
19 ten
20 ten
21 ten
22 aanget
23 aanget
24 aanget
25 aanget
26 aanget
27 aanget
28 aansen
29 aansen
30 aansen
31 aansen
32 aansen
33 aansen
34 aanget
35 aanget
36 aanget
37 aanget
38 aanget
39 aanget
40 aansen
41 aansen
42 aansen
43 aansen
44 aansen
45 aansen
46 aanget
47 aanget
48 aanget
49 aanget
50 aanget
51 aanget
52 #
ken (1) | Verb
1 aanken
2 aankend
3 aangeken
4 #
5 t
6 t
7 ken
8 ken
9 ken
10 aangeken
11 aangeken
12 aangeken
13 aangeken
14 aangeken
15 aangeken
16 te
17 te
18 te
19 ten
20 ten
21 ten
22 aangeken
23 aangeken
24 aangeken
25 aangeken
26 aangeken
27 aangeken
28 aanken
29 aanken
30 aanken
31 aanken
32 aanken
33 aanken
34 aangeken
35 aangeken
36 aangeken
37 aangeken
38 aangeken
39 aangeken
40 aanken
41 aanken
42 aanken
43 aanken
44 aanken
45 aanken
46 aangeken
47 aangeken
48 aangeken
49 aangeken
50 aangeken
51 aangeken
52 #