DictionaryForumContacts

Morphology analysis
schap (65) | Adjective
schap
schape
schaper
schapers
schapere
schapst
schapste
schapen
schaap (477) | Noun, neuter
schaap singular singular
schapen plural plural
scheppen (241) | Verb
1 scheppen
2 scheppend
3 geschapen
4 schep
5 schept
6 schept
7 scheppen
8 scheppen
9 scheppen
10 geschapen
11 geschapen
12 geschapen
13 geschapen
14 geschapen
15 geschapen
16 schiep
17 schiep
18 schiep
19 schiepen
20 schiepen
21 schiepen
22 geschapen
23 geschapen
24 geschapen
25 geschapen
26 geschapen
27 geschapen
28 scheppen
29 scheppen
30 scheppen
31 scheppen
32 scheppen
33 scheppen
34 geschapen
35 geschapen
36 geschapen
37 geschapen
38 geschapen
39 geschapen
40 scheppen
41 scheppen
42 scheppen
43 scheppen
44 scheppen
45 scheppen
46 geschapen
47 geschapen
48 geschapen
49 geschapen
50 geschapen
51 geschapen
52 schep