DictionaryForumContacts

Morphology analysis
controleren (1472) | Verb
1 controleren
2 controlerend
3 gecontroleerd
4 controleer
5 controleert
6 controleert
7 controleren
8 controleren
9 controleren
10 gecontroleerd
11 gecontroleerd
12 gecontroleerd
13 gecontroleerd
14 gecontroleerde
15 gecontroleerd
16 gecontroleerd
17 controleerde
18 controleerde
19 controleerde
20 controleerden
21 controleerden
22 controleerden
23 gecontroleerd
24 gecontroleerd
25 gecontroleerd
26 gecontroleerd
27 gecontroleerd
28 gecontroleerd
29 controleren
30 controleren
31 controleren
32 controleren
33 controleren
34 controleren
35 gecontroleerd
36 gecontroleerd
37 gecontroleerd
38 gecontroleerd
39 gecontroleerd
40 gecontroleerd
41 controleren
42 controleren
43 controleren
44 controleren
45 controleren
46 controleren
47 gecontroleerd
48 gecontroleerd
49 gecontroleerd
50 gecontroleerd
51 gecontroleerd
52 gecontroleerd
53 controleer
controleer | Noun, neuter
controleer singular singular
controleren plural plural