speld	singular	singular
	spelden	plural	plural

1	aanspelden
2	aanspeldend
3	aangespeld
4	speld
5	speldt
6	speldt
7	spelden
8	spelden
9	spelden
10	aangespeld
11	aangespeld
12	aangespeld
13	aangespeld
14	aangespeld
15	aangespeld
16	speldde
17	speldde
18	speldde
19	speldden
20	speldden
21	speldden
22	aangespeld
23	aangespeld
24	aangespeld
25	aangespeld
26	aangespeld
27	aangespeld
28	aanspelden
29	aanspelden
30	aanspelden
31	aanspelden
32	aanspelden
33	aanspelden
34	aangespeld
35	aangespeld
36	aangespeld
37	aangespeld
38	aangespeld
39	aangespeld
40	aanspelden
41	aanspelden
42	aanspelden
43	aanspelden
44	aanspelden
45	aanspelden
46	aangespeld
47	aangespeld
48	aangespeld
49	aangespeld
50	aangespeld
51	aangespeld
52	speld

1	spellen
2	spellend
3	gespeld
4	spel
5	spelt
6	spelt
7	spellen
8	spellen
9	spellen
10	gespeld
11	gespeld
12	gespeld
13	gespeld
14	gespeld
15	gespeld
16	spelde
17	spelde
18	spelde
19	spelden
20	spelden
21	spelden
22	gespeld
23	gespeld
24	gespeld
25	gespeld
26	gespeld
27	gespeld
28	spellen
29	spellen
30	spellen
31	spellen
32	spellen
33	spellen
34	gespeld
35	gespeld
36	gespeld
37	gespeld
38	gespeld
39	gespeld
40	spellen
41	spellen
42	spellen
43	spellen
44	spellen
45	spellen
46	gespeld
47	gespeld
48	gespeld
49	gespeld
50	gespeld
51	gespeld
52	spel

1	spelden
2	speldend
3	spolden
4	speld
5	speldt
6	speldt
7	spelden
8	spelden
9	spelden
10	spolden
11	spolden
12	spolden
13	spolden
14	spolden
15	spolden
16	spold
17	spold
18	spold
19	spolden
20	spolden
21	spolden
22	spolden
23	spolden
24	spolden
25	spolden
26	spolden
27	spolden
28	spelden
29	spelden
30	spelden
31	spelden
32	spelden
33	spelden
34	spolden
35	spolden
36	spolden
37	spolden
38	spolden
39	spolden
40	spelden
41	spelden
42	spelden
43	spelden
44	spelden
45	spelden
46	spolden
47	spolden
48	spolden
49	spolden
50	spolden
51	spolden
52	speld